donderdag 29 november 2012

Demogekkies



Tijdens een van de eerste dagen van hun verblijf aan de Notweg heb ik de asielzoekers bezocht. Waarom? Omdat het me werd gevraagd door betrokken mensen met het hart op de juiste plaats. Op die regenachtige koude dag trof ik in het kamp mensonterende omstandigheden aan.


Op dat moment waren er nog geen toiletten en werd er gekookt in de buitenlucht waar een overdekte plaats was gecreëerd die voor keuken door moest gaan. De tenten, of wat er voor door moest gaan, waren armoedig en zagen er kletsnat uit. Tussen de tenten stond een kleurig tentje waar kennelijk ook in werd geslapen. Zo’n tentje waar je je kind  in de zomer in laat spelen, maar zeker niet laat slapen. In het kamp verbleef bovendien een vrouw met twee kleine kinderen. Vriendelijke Somaliërs spraken me aan. Ze berustten in hun lot en hadden geen alternatief.  De gelatenheid van die mensen zonder enige uitzicht op een (nabije) toekomst was diep triest.

Zoals gebruikelijk bij zo’n afwijkende situatie in een buurt kwamen hier, naast mensen met oprechte zorg voor hun naasten, ook de gebruikelijke gekkies op af. Mensen die duidelijk niet helemaal ‘normaal’ waren en vermoedelijk zeeën van tijd hadden om zich te bekommeren om onrecht in welke vorm dan ook. In dit geval liep er een enigszins verwarde mevrouw rond die ik al eerder op AT5 had gezien. De vrouw leidde de AT5-verslaggever luid pratend en bijna agressief rond. De asielzoekers stonden er verlegen bij.

Burgemeester Van der Laan heeft inmiddels een tijdelijke oplossing aangeboden omdat de hygiëne in het kamp en de gevolgen voor de openbare orde een grote zorg zijn. De tijdelijke oplossing bestaat uit een verblijf van vijf weken in een opvang waar de asielzoekers weer tot rust kunnen komen, behoorlijk te eten krijgen en er qua hygiëne op vooruit gaan. De oplossing werd weggehoond door de, en let nu op, verzamelde groep zelfbenoemde hulpverleners – demogekkies -  die inmiddels, naast de inmiddels uitgedijde groep asielzoekers, de belangen waarnamen. De oplossing zou slechts een nachtopvang zijn Maar is die oplossing van burgemeester Van der Laan zo vreemd?

De asielzoekers zijn over het algemeen uitgeprocedeerd. Na mijn oproepje op twitter over het doneren van een partytent zodat de Somaliërs er iets beter bij zouden zitten in hun geïmproviseerde keuken reageerde iemand: ‘Ze zijn toch uitgeprocedeerd? Allemaal inpakken en op het vliegtuig terug naar hun land.’ Als het allemaal zo simpel was, zou ik misschien nog best iets voelen voor die stelling. Zo simpel is het echter niet.

Alle dossiers zijn verschillend, maar wat wel duidelijk is, is dat het onmogelijk is om terug te keren naar het land van herkomst. Onze landelijke overheid zet hen, bij gebrek aan de mogelijkheid om hen terug te sturen, gewoon op straat. Letterlijk op straat. Een enkeling vindt onderdak bij vrienden en anderen leven op straat waar gemeenten vervolgens worden geconfronteerd met deze groep mensen die een mensonterend bestaan leiden. Gemeenten mogen geen opvang regelen en zo staan zij, een probleem rijker, met de rug tegen de muur terwijl Den Haag de andere kant op kijkt.

Uit de brief die burgemeester Jorritsma aan de gemeenteraadschreef, bleek echter ook dat er niet alleen sprake is van nachtopvang, maar ook van dagprogramma’s. Daarnaast wordt in diezelfde brief gesproken over onderhandelingen over de follow up door burgemeester Van der Laan met de minister van Veiligheid. De demogekkies voorzien de bewoners van het kamp dus van verkeerde informatie. De oplossing die burgemeester Van der Laan biedt, is bij een gebrek aan andere alternatieven, zo bezien uitstekend.

De demogekkies echter, blijven de oplossing weghonen en voorkomen zo dat de bewoners van het kamp aan de Notweg de zo benodigde rustperiode krijgen. Dit heeft negatieve gevolgen voor de lichamelijke en psychische gezondheid van deze groep mensen. Let wel, asielzoekers die nog steeds dagelijks in de kou slapen en met z’n negentigen een toilet delen. Zij weten dat ontruiming van het kamp morgen volgt. In plaats van de bewoners te motiveren deze kans op een tijdelijk menswaardig onderkomen te accepteren, vermoed ik dat zij het hen afraden. Geen daad van medemenselijkheid, zo lijkt mij.

De demogekkies wacht aan het einde van iedere maand een inkomen uit werk of uitkering en hebben in het algemeen een vast dak boven het hoofd waar zij gedurende de nacht in hun warme bed bivakkeren om de volgende dag weer gedoucht, warm en volgevreten te ageren tegen het beleid van de overheid ten koste van een groep mensen die al veel heeft moeten doorstaan.  

Vanavond bezocht burgemeester Van der Laan het kamp weer. Hij riep de asielzoekers op om toch vooral zijn aanbod aan te nemen en gebruik te maken van het door hem verzorgde vervoer naar de opvanglocaties. In ruil daarvoor werd hij uitgemaakt voor fascist door de demogekkies.

Het lijkt er op dat het morgen tot een ontruiming van het kamp komt. Ik hoop met alles in mij dat de demogekkies dit wel vreedzaam laten verlopen in het belang van de mensen die daar al zo lang onder schrijnende omstandigheden verblijven. Ik verwacht niet dat de asielzoekers al te veel zullen tegenstribbelen. En dan? Wat hebben zij dan bereikt? Helemaal, niets, nada, noppes.

 Ik vraag me af wat deze mensen gaan doen als de groep mensen wordt aangehouden, een vreemdelingentraject ingaan en wederom op straat worden gedumpt waar niemand hen meer helpt, ook de demogekkies niet meer, zo voorspel ik u. Trots kunnen zij gedoucht, met het buikje vol en in hun warme bedje genieten van het feit dat ze toch maar even mooi hun voor hun principes hebben gestaan. Ten koste van weerloze mensen, dat dan weer wel.


   

zaterdag 17 november 2012

Fanatiekelingen


Misschien is het een gebrek aan interesse. Het is in ieder geval een gebrek aan kennis van de historische context. Het conflict in de Gazastrook inclusief de hemeltergende beelden interesseren mij niet meer of minder dan enige andere oorlog in de wereld.

Aan mijn opvoeding kan het niet liggen. Met nog natte haartjes van het douchen en in mijn pyjamaatje keek ik als klein meisje altijd samen met mijn vader naar het journaal. Zijn fanatieke opmerkingen over het conflict, met duidelijke stellingname tegen de Israëliërs, intrigeerde me wel. Het intrigeerde me omdat ik niet snapte waarom mijn vader zo’n duidelijke verbondenheid voelde met een volk dat zo ver weg woonde en wiens gewoontes en gebruiken mij helemaal niet bekend voorkwamen. Ik moest dan ook steeds aan hem vragen voor wie ‘we’ ook al weer waren.

Diezelfde fascinatie heb ik nu voor mensen met een Arabische achtergrond in mijn vriendenkring, of mijn contacten op twitter en facebook. Ik schrik van hun ongelofelijke felheid  en het oplaaien van hun, naar mijn mening, ongecontroleerde emoties over het oplaaiende conflict in de Gazastrook. Foto’s en filmpjes van afgerukte ledematen, dode kindertjes en hun wanhopige ouders voorzien van selectieve verontwaardiging schieten in mijn timeline op twitter en facebook voorbij. Een enkele keer zie ik die foto’s en links naar de ellende voorbijkomen voorzien van een Koranvers. Mensen die ik redelijk denk te kennen en die ik hoog heb zitten, participeren in diezelfde mate in de hysterie en lopen emotioneel helemaal leeg vaak voorzien van een In solidarity with Gaza avatar.

Meeleven met het onderdrukte volk is goed, mee lijden leidt echter tot niets meer dan verdergaande polarisatie in Nederland. En daar is niemand bij gebaat. Meningen van andersdenkenden worden niet met argumenten weerlegd. Nee, zij worden uitgemaakt voor  zwijnen en worden vervloekt. Alsof de komende oorlog in de eigen achtertuin plaats dreigt te vinden. Dat vind ik eng hoor.

Ik stel me voor dat deze fanatici ook met natte haartjes in hun pyjamaatjes naast hun vader zaten tijdens het journaal.  Waarom lieten zij zich wel vullen met haat jegens een volk wat ook zij eigenlijk niet kennen? Ik heb het antwoord niet.  

zaterdag 10 november 2012

Manke Melis


Manke Melis was een oude inbreker. Zo één die het inbrekersambacht tot kunstvorm had verheven. Nadat hij ooit eens door de politie werd achtervolgd, klom hij een hek met prikkeldraad over. In zijn haast om aan de andere kant te komen, maakte hij een misstap en raakte met één been in het hek verstrikt. En zo bungelde hij ondersteboven aan het hek wachtend op de kit om hem aan te houden en te bevrijden. Die waren hem echter uit het oog verloren en zo gebeurde het dat Melis daar uren hing voordat hij werd gevonden.

Het gevolg was een voet die door ontstekingen nooit meer juist functioneerde. Zo werd Melis, Manke Melis.

Het door hem geliefde inbrekersambacht moest hij, na nog wat verwoede pogingen, daarna vaarwel zeggen. Manke Melis raakte aan de drank en werd een zielig hoopje mens. Vaak zag ik hem door de wijk strompelen of kwam ik bij hem thuis omdat de buren weer eens hadden geklaagd over stankoverlast. Ik kon er niets aan doen, maar ik ontwikkelde een vorm van sympathie voor hem. Hij was cynisch en had de zwartgallige humor waar ik zo van houd. Hij begreep dat het niets meer zou worden met hem.

Als ik de moed had om wat langer te blijven bij Manke Melis in zijn huis dat stonk als een bunzing, probeerde ik hem te overtuigen dat hij echt wat hulp nodig had. Het huis was altijd donker en spullen stonden opgestapeld in alle kamers. In de keuken stond waarschijnlijk een keukenblokje. Dat was al enige jaren niet meer zichtbaar door resten van etensverpakkingen en de vuile vaat die beschimmeld op het aanrecht stond. De grond werd als vuilnisbak gebruikt.  Daglicht werd buiten gehouden door vieze zure lappen die voor de ramen hingen. Eens overtuigde ik hem van de noodzaak van wat thuiszorg. De hulp die binnenkwam wist niet hoe snel ze, al kokhalzend, weer weg moest wezen. Een dappere nieuwe hulp schold hij de huid vol en stuurde haar het huis uit.

Alcohol was zijn beste vriend en grootste vijand geworden. Als hij weer eens strontlazarus het bureau binnen waggelde voerde hij de meest diepzinnige, door alcohol doorspekte gesprekken met me. Ik nam hem altijd serieus en onbewust groeide mijn sympathie voor het vieze stinkende stukje mens dat voor mij stond. Eens lag hij voor het bureau midden op straat. Natuurlijk ging ik bij hem kijken en hij reageerde nergens meer op. Snel liet ik een ambulance komen en bleek dat hij flink had gedronken terwijl hij een aversiemiddel (medicatie die er voor zorgt dat je ziek wordt als je alcohol drinkt) had gebruikt. Vanzelfsprekend was hij snel weer thuis. Iedereen vond het onverantwoord dat hij in die staat leefde, maar niemand deed iets of kon er iets aan doen. De vuiligheid stapelde zich ondertussen gewoon verder op.

We hadden hem al weken niet gezien, maar dat gebeurde wel vaker, toen hij werd gevonden in zijn zwaar vervuilde woning. Dood. Het deed me meer dan ik wilde toegeven.

Soms denk ik nog wel eens aan Manke Melis met een melancholisch gevoel. Gevoelsmatig had ik meer voor hem willen doen, het verschil willen maken voor hem om een menswaardig bestaan te voeren. Rationeel snap ik ook wel dat dat waarschijnlijk geen zier had uitgemaakt en dat mijn definitie van een menswaardig bestaan niet matchte met hetgeen hij wilde voor zichzelf. En dat maakt me soms intens verdrietig.  
  

dinsdag 6 november 2012

Zieke geest!

Even kijken hoor. Je jat je leven lang alles wat los en vast zit bij elkaar. Je bent deze zomer in ieder geval uitgegroeid tot een seriebotendief. Je wordt inmiddels gezocht op Marktplaats. Op twitter en facebook melden politiemensen en gedupeerden zich spontaan als je bijnaam De Badmuts wordt genoemd. Daarnaast heb je nog wat hobby's, hier en hier. Je laat je helpen bij je diefstallen door een chauffeur van een gele sleepwagen van een Heemsteeds bedrijf dat ook doet in beveiligingssystemen. I kid U not. Vrij brutaal zou een ieder zeggen. Nee hoor, deze mensen niet.

Er wordt een blog over jou en je diefstallen geschreven met name & shame als uitgangspunt. Wat doe je dan? Nou gewoon wat iedere dief doet die zich in het nauw gedreven voelt. Je bedreigt de familie van de blogger telefonisch. Je kwettert even dat die blog er heel gauw afmoet omdat je anders dat familielid wel weet te vinden en dat dat er niet zachtzinnig aan toe zal gaan. En dat moet niemand willen, zo laat je duidelijk merken.

Dat doe je niet stiekem. Nee joh, dat doe je open en bloot met je eigen telefoonnummer. Want hé, jij owned die shit. Je bent onschendbaar. Niemand kan jou iets maken.

En zo wijk ik voor terreur, gaat de desbetreffende blog eraf. Beste gele sleepwagen chauffeur, je maakt echter een best wel dom foutje: je fuckt namelijk met Makbouli. En dat vriend, dat heb je je niet gerealiseerd.

Ik nodig je uit mij te mailen of te bellen. Mocht mijn familie benaderd worden door jou of mochten hun spulletjes ook maar een micromillimeter gehavend worden, dan ben je zo vreselijk de klos. Alle ogen zijn op je gericht. Politie, justitie, journalisten, bloggers, en erger, ikzelf. Iedereen houdt je in de gaten en ze zullen je volgen, volgen tot in de krochten van je zieke geest.



zaterdag 3 november 2012

Eerlijk delen


Eerlijk delen. Ik kan me daar wel in vinden. Maar dan wel echt eerlijk natuurlijk.

Als Jaap en Maria de hele dag gezamenlijk gaan vissen en Jaap vangt vijf vissen en Marie vangt er zeven, dan is het best fair als Maria zegt dat ze de opbrengst gaan delen en zij beiden met zes vissen naar huis gaan.  De opbrengst was namelijk het resultaat van die gezamenlijke inspanning, een hele dag vissen. 

Als het broertje van Maria graag mee had gegaan, maar door ziekte was verhinderd is het ook nog fair dat de opbrengst van de gezamenlijke inspanning door drie wordt gedeeld en allen dus uiteindelijk vier vissen krijgen. Maar als het zusje van Jaap wel zegt mee te willen gaan, maar op het laatste moment er toch de voorkeur aangeeft om lekker in haar bed te blijven liggen en de hele dag warm voor de kachel te chillen, dan zou het toch erg vreemd zijn om de opbrengst van de gezamenlijke inspanning te delen door vier. Het zusje van Jaap heeft namelijk aangegeven niet de inspanning te willen doen om enigszins te profiteren van de opbrengst van die dag werken. Iedere ouder zou waarschijnlijk zeggen dat het niet fair was van het zusje van Jaap om ook een deel van de opbrengst op te eisen.

Lang geleden ben ik via de MAVO en highschool (US) terecht gekomen bij de politie. Een bewuste keus. Eén waar ik mijn hele leven al van droomde. Doorzettingsvermogen, daadkracht en de nodige aanleg bracht mij wat ik wilde, het ambt van politieagent. Ik verdiende niet bovenmatig veel, maar ik was gelukkig met mijn baan en het geld wat daar tegenover stond. Ik was zelfs in staat om een klein appartementje te kopen. Supertrots was ik op dat bereikte resultaat. Een vrouw die helemaal voor zichzelf kon zorgen zonder hulp van een man of ouders.

Op mijn 26e kreeg ik mijn dochter en het leven lachte me toe. Totdat ik op 28 jarige leeftijd als alleenstaande moeder voor mijn kind en mijzelf moest zorgen. Het salaris van politieagent was toen ineens geen vetpot meer. Alimentatie wilde ik niet. Bovendien zorgden de vader van mijn dochter en ikzelf gezamenlijk voor haar.  Ik heb goed nagedacht over de toekomst en hoe ik die graag financieel zou zien, welke kansen ik mijn dochter wilde bieden en op welke wijze ik wilde dat mijn dochter naar mij zou kijken als ze ouder was. Ik zette dat af tegen de situatie waar ik inzat en besloot weer te gaan studeren om zo carrière te kunnen maken zodat wij het financieel goed zouden krijgen, ik mijn dochter alle kansen kon bieden, en het allerbelangrijkste: Dat zij vol trots naar mij op kon kijken.

Tropenjaren heb ik doorgemaakt. Fulltime werken, eerst een HBO-propedeuse omdat ik niet voldoende vooropleiding had om toegelaten te worden tot de Nederlandse Politie Academie (de toenmalige officiersopleiding van de politie), het huishouden draaiende houden en een kind opvoeden. Daarna de officiersopleiding aan de Nederlandse Politie Academie, die ik godzijdank verkort mocht doen, maar waar vanzelfsprekend geen enkele rekening werd gehouden met tijden van kinderdagverblijven, co-ouderschapdagen, etc. Ik vond het in die tijd vanzelfsprekend. Als ik er nu aan terug denk, snap ik nog steeds niet hoe ik het heb gedaan.

Tijdens het twee jaar durende management development traject werd nul rekening gehouden met het feit dat ik een jonge dochter had. Als ik mazzel had wist ik zes weken van te voren waar ik mijn nieuwe plek had. Zo werd ik eens bij het MD-bureau geroepen met de mededeling dat ik vanaf de week erna de opleiding van de Mobiele Eenheid moest gaan volgen, inclusief twee weken intern in Limburg. Op mijn: “Ik weet even niet hoe ik dat moet regelen” werd mij doodleuk meegedeeld dat ik niet moest zeuren en werd er gewezen naar een vrouwelijke commissaris die het ook allemaal kon redden. Ik pikte het en regelde het. Er zijn tijden geweest dat ik piket had voor de mobiele eenheid en ik ’s nachts met alles in mij hoopte dat ik niet zou worden opgeroepen omdat ik eigenlijk geen oppas had.

Na nog eens een half jaar afstuderen was ik in het bezit van het felbegeerde papiertje. Ik was kapot, maar oh zo trots. Ik zwoer mijzelf dat ik tevreden zou zijn met wat ik met dit papiertje kon bereiken en nooit meer een lange opleiding zou doen. Zo geschiedde.

In het korps ging het goed. Uiteindelijk werd ik gevraagd om bij de lokale overheid te komen werken en ik heb die stap genomen. Ik heb daar uitermate veel plezier, verdien uitstekend, kan mijn dochter bieden wat ik wil en zij heeft iemand om trots naar op te kijken. Precies zoals ik het in gedachten had. Het heeft een tijdje geduurd voordat ik trots kon zijn op mijzelf en te zeggen: ‘Makbouli, dat heb je als MAVO-klant toch maar even mooi geflikt!’

Er zijn mensen die niet vechten voor wat ze waard zijn, niet nadenken over de toekomst en blijven hangen in misère. Dat is ook een keuze en dat vind ik prima. Nou ja, dat is niet helemaal waar. Ik heb wat moeite met, voornamelijk, vrouwen die vinden dat ze niet of parttime moeten werken omdat ze kinderen hebben. Ze eisen dat op als een recht en leunen op de overheid en ex-partner om toch vooral maar niet op luxe in te boeten. Deze vrouwen (dat zijn het nu eenmaal vaak) vinden dat zij recht hebben op de opbrengsten van inspanningen van anderen. Ook onder mannen hoor zijn er die menen dat een inspanning plegen niet voor hen is weggelegd en blijven hangen in misère. Daarnaast vinden zij vaak wel dat ondersteuning van de overheid een recht is. Een eenzijdig recht dus waar geen plichten tegenover staan. En dat, mensen, dat vind ik niet fair.

Ik vind het al helemaal niet fair als de overheid (lees: ouders) mij verplichten een deel van mijn opbrengst te delen met hen die menen niet dezelfde inspanning te moeten plegen als ze dat kunnen. Niet fair is overigens een understatement. De kans op de koop toe nemend dat ik word uitgemaakt voor rechtse bal, zeg ik: “Ik vind het uitermate oneerlijk.”