woensdag 28 december 2011

Fuck de Bregmannen!



De 23-jarige historicus Rutger Bregman meent in de Volkskrant, met een verlaat plasje over Rihanna-gate, ook vrouwen en passant even terug de jaren vijftig in te schoppen. Bregman, type witte-oude-grijze-man in een te jong lichaam, dirigeert ons en masse naar het aanrecht, theedoek in de hand en schort voor, vader pijprokend en krant lezend op de bank of al vleessnijdend aan tafel. Zijn opiniestuk is doordrenkt van de welbekende jaren vijftig spruitjeslucht.

Ook jonge rappers moeten het ontgelden. Jonge rappers zijn namelijk, naast vrouwen en migranten, dé kansarmen van onze samenleving. Nee, niet jonge getalenteerde artiesten die hun weg gaan vinden binnen de kunst- en cultuursector, maar kansarmen. Daar sta je dan met je broek laag op de bips en een gouden ketting om je nek.  Kssst, terug in het nederige hokje waar je thuishoort! Lekker kansarm gaan doen en voldoen aan je stereotype.

Daarnaast geeft Bregman blijk van het feit dat hij geen idee heeft hoe in andere – ook Westerse - landen en culturen, allen met hun eigen historie en gedeelde waarden, onze volksfeesten worden beleefd. Hij duidt dit als volgt: ‘negers zijn bruin en Zwarte Piet is potverdorie zwart omdat hij uit de schoorsteen komt.’ De hiphop en R&B-scene wordt, door hem, achterhaald gemekker verweten in het licht van de niggabitch. Als historicus zou Bregman horen te weten dat in de US nog maar historisch kort geleden, in 1964 om precies te zijn, formeel de rassenscheiding werd afgeschaft. Formeel, that is. In 1988 woonde ik in the deep dark south (Lake Arthur, Louisiana) en geloof me die rassenscheiding was daar nog redelijk goed ingesleten in het normale maatschappelijke verkeer.

Gestigmatiseerde kansarmen van Bregman, verenigt u. Wij moeten niet blijven voldoen aan de standaarden die ons worden opgelegd. Pas dan komen we nooit verder dan wat de witte-oude-grijze man ons voorschrijft en hem vooral in zijn comfort zone houdt. Vrouwen, doe mee aan het stilettofeminisme van Rebecca a.k.a @mrsvanP. Jonge rappers, adoreer Ali B op Volle Toeren. Mirgranten, laat je niet verleiden tot gedrag dat past bij jouw hokje. Fuck de Bregmannen!

Als de mensheid in de lijn van Bregman blijft denken en acteren, dan vervallen vrouwen en jonge rappers in Nederland langzaam tot horigheid. Mensen met gezond verstand dienen zich dan ook beschaamd af te keren van Bregman’s opiniestuk. Niet vrouwen, jonge rappers en migranten hebben een probleem, maar Bregman met zijn spruitjeslucht-perspectief.

vrijdag 2 december 2011

Zelfmoord




Handig manoeuvreerde ze zich op haar skates door de voordeur van het politiebureau. In één vloeiende beweging rolde ze in onze richting. Met haar beide handen op de balie kwam ze tot stilstand. Haar lange lichtbruine haar omlijstte haar vrolijke gezicht en vragend keek ze in mijn richting. Een ongebruikelijke en opvallende verschijning in het politiebureau waar junks, alcoholisten, inbrekers en ander tuig kind aan huis waren.


Op mijn vraag of ik haar kon helpen antwoordde ze dat ze een nogal vreemd verhaal had. Haar vader woonde in de Molukkenstraat. Het was een intelligente, eenzame, lieve man. Hij was inmiddels met pensioen en de laatste tijd merkte ze dat hij nog eenzamer werd. Als ze haar zoontje meenam leefde hij weer volledig op. 

Een paar dagen geleden had ze een vreemd telefoontje gehad van hem. Hij vertelde haar dat als ze maandag om 18.00 uur niets van hem vernomen had, dat ze de politie moest inlichten om bij hem naar binnen te gaan. Dit was niet de eerste keer dat hij dat haar had gezegd. Aan die eigenaardigheid was ze inmiddels gewend geraakt. De vorige keren kon zij na zo’n uitspraak gewoon telefonisch contact met hem krijgen en bleek er niets aan de hand, maar nu niet. Ook was ze bij hem aan de deur geweest en deed hij niet open. Ze maakte ze zich toch wel ernstige zorgen.

Samen met een collega togen wij naar het door haar opgegeven adres. Zij bleef achter op het politiebureau waar ze ons nieuws zou afwachten. Zuchtend en steunend klommen we de trap op van de typisch oude Amsterdamse woning. Er werd niet gereageerd ondanks ons onophoudelijk aanbellen en kloppen.  We keken elkaar aan en begrepen wat we gingen doen. Het balkon. Via een vriendelijke buurman klauterden we over het balkon en bereikten we het balkon van de man. 

De balkondeur stond op een bescheiden kiertje. De gordijnen wapperden door de wind in en uit de kamer. Mijn hart klopte in mijn keel omdat ik, door jarenlange ervaring, al wist wat mij te wachten stond. Waar ‘hij’ zou liggen of hangen was alleen nog maar de vraag. Dit waren de naarste klussen in het politiebestaan. Zeer voorzichtig duwden wij de balkondeur verder open. In de kamer was het donker en onze ogen moesten wennen aan de overgang van licht naar donker. 

We stonden nu in een kleine kamer die kaal en armoedig gemeubileerd was. In de hoek lag een matras op de grond met een bundeltje kleding en dekens. Althans, zo leek het. Heel langzaam werd het beeld scherper. Op de matras lagen inderdaad kleding en dekens. Daartussen lag een man. Dood. Zijn lichaam was verkrampt, het schuim dat op zijn mond stond was verdroogd en de uitdrukking op zijn gezicht toonde de vreselijke strijd die hij had gestreden. Zijn handen klauwden in het dekbed. 

Links op de muur stond in rode verf een tekst gekalkt: “Pas op, hier staat Cyaankali. De rest staat in het keukenkastje.” Eronder stond een pijl getekend die wees naar een mok met daarin een gevaarlijk uitziend goedje. In de huiskamer zag het er, in tegenstelling tot de kleine slaapkamer, geordend uit. Op de salontafel lag een stapeltje boeken. Daarbovenop lag een briefje met daarop de vraag deze boeken toch vooral op tijd terug te brengen naar de bibliotheek. Daarnaast lag de legitimatie en het paspoort van de man die dood in de slaapkamer lag. Als laatste lag er een staatslot met daarop een briefje dit staatslot toch vooral aan zijn dochter te geven.

Ik liep door naar de hal en zag een kinderjasje hangen aan de kapstok. Ik slikte een brok weg en deed de voordeur open. Beneden aan de trap stond de vrolijke vrouw op haar skates. Verwachtingsvol keek ze me aan. Ik liep naar beneden en probeerde het droevige bericht te bewaren tot beneden aan de trap.  Maar mijn gezicht sprak boekdelen. “Oh nee”: schreeuwde ze uit. Terwijl ik de laatste treden afrende kon ik haar nog net op tijd opvangen. Zo stonden we daar in de benauwde hal. Een agent met een snikkende vrouw op skates in haar armen. Het duurde minuten voordat ze me met betraand gezicht aankeek en vroeg: “Wat nu?” “Ik breng je wel even terug naar het bureau, dan spreken we zo alles door.” Dat wilde ze niet, ze wilde alleen zijn. 

Ze draaide zich om en skate weg naar het politiebureau. Haar lichtbruine lange haar wapperde in de wind.

maandag 8 augustus 2011

Mijn vriend Maik

Links: Maik & Foppe Rechts: Geert & Isa
Zo’n zeven jaar geleden wandelde mijn visueel gehandicapte vriend Maik op z’n dooie gemakje door de IJtunnel. Hij vond het wel wat lawaaierig, maar soit, dat gebeurt wel meer in een grote stad. De toeterende auto’s negerend, kuierde hij vrolijk verder met zijn stok, onbewust op weg naar Amsterdam-Noord.


Hij werd door ijlings toegesnelde politieauto’s opgepikt en kwam zo ongedeerd de tunnel uit; een ervaring rijker en een illusie armer. Zijn illusie, de stok, smeet hij boos in de gangkast en besefte dat het nu toch echt tijd werd voor een geleidehond. Een moeilijke beslissing, want accepteren dat het slechter gaat is nooit leuk en zeker niet als je visueel gehandicapt bent.

Als Maik iets wil, dan zorgt hij ook dat het gebeurt. Het liefst snel. Zo geschiedde. Maik meldde zich bij de stichting Desudo die de perfecte hond voor Maik leverde, Foppe. Foppe en Maik waren al snel een onafscheidelijk duo. Foppe gaf Maik zijn vrijheid terug. Maik kon samen met Foppe geheel zelfstandig weer van alles ondernemen. Die zelfstandigheid werd zelfs zo groot dat hij het presteerde om geheel zelfstandig te gaan wonen met Foppe in een klein woninkje met tuin.

Omdat Maik de lat nooit laag legt en hij graag wilde werken, schreef hij een brief naar de baas van een groot bedrijf. Diezelfde baas legde de brief op mijn bureau om eens te kijken of en hoe ik deze jongeman aan het werk kon krijgen binnen de grote onderneming. Omdat ik ook wel van een uitdaging houd, praatte ik met vele leidinggevenden in het bedrijf om te kijken of Maik zou passen op hun afdeling. Een constant ‘nee, want....’ was mijn deel. Tot ik op mijn eigen afdeling een vacature kreeg en Maik als ‘mijn secretaris’ kon plaatsen. Ik ontmoette de ouders van Maik die in tranen vertelden dat zij zo trots op hem waren. Zelfstandig wonen, een goede baan. Meer dan zij ooit gehoopt hadden. Zo werd Maik mijn vriend. Ik ging bij een andere onderneming werken, maar Maik bleef mijn vriend.

Maik en Foppe kwamen vaak naar mijn dorpje aan zee om uit te waaien met de honden. Later kwam hij vaak met Geert en geleidehond Isa met wie hij inmiddels samenwoonde. Arm-in-arm paradeerde mijn lief met Geert, en ik met Maik door het dorpje op weg naar strand en duinen. Om ons heen wandelden geleidehonden Foppe en Isa en de sporthond die op dat moment weer bij mij woonde, een bonte optocht die veel mensen deed omkijken.

Problemen kent Maik door zijn handicap ook. Gek genoeg worden die vaak door buitenstaanders veroorzaakt. Zo heeft Maik een hele taxigeschiedenis in Amsterdam. Taxichauffeurs die gewoon weigeren de jongen en zijn hond te vervoeren. Maar Maik zou Maik niet zijn als hij het daar bij laat zitten. Hij snort de media op en laat hen beleven wat hij beleeft bij zoiets eenvoudigs als het nemen van een taxi.

Vandaag was het weer zover. Maik wilde nietsvermoedend zijn boodschappen inslaan bij Dirk van den Broek aan de Rijnstraat in Amsterdam-Zuid. Een supermarkt waar hij niet vaak kwam. Gelukkig beschikt deze supermarkt over een oppersupermarktmeneer die zorgt dat er in zijn supermarkt geen onregelmatigheden plaatsvinden.

Ik zie dat zo. Deze oppersupermarktmeneer neemt zijn taak heel serieus en volgde de zwaar in overtreding zijnde Maik en Foppe vanaf zijn wachttoren in het magazijn van de winkel. De camerabeelden van dit zware misdrijf dreven hem tot ongekende woede. De brutaliteit! De oppersupermarktmeneer marcheerde in één directe lijn naar de overtreder om hem wel even mee te delen dat een dusdanige onregelmatigheid in zijn supermarkt niet werd getolereerd. Op hoge toon werd Maik vervolgens meegedeeld dat Foppe niet welkom was in de winkel, dat was namelijk ‘verboten’. Stel je toch eens voor dat zomaar iedere visueel gehandicapte met zijn hond hier boodschappen zou komen doen; dat de hond ze door de winkel zou helpen zodat opgestapelde bergen wc-papier, schappen en andere obstakels keurig kunnen worden ontweken. Het ‘Foppe is een geleidehond’ mocht niet baten. Befehl ist befehl!

Zucht. Met een handicap kun je best leven, de mensen eromheen maken het alleen af en toe zo lastig.

dinsdag 31 mei 2011

Waar maken we ons druk om?

Ouafa maakte zich gistermiddag weer eens enorm boos op Twitter.  Ze bood onderstaande voor Geenstijl  te schrijven maar, dat werd afgewezen wegens “oud nieuws”.   Voor de één is het naïviteit, voor Ouafa is het een strijd tegen de hypocrisie. Voor de één is het  een marginale kwestie, voor Ouafa een zieke vorm van discriminatie.

Goedemiddag, rechts Nederland! De vingers weer fijn aan het aflikken? Wel, alhier een bericht om ze er nog eens extra bij stuk te kluiven. Geen aanval, gewoon wat duiding. Kortgeleden bereikte mij het bericht van een meneer die een Marokkaanse middelvinger naar zich toe kreeg geworpen wegens het dragen van een T-shirt met Hebreeuwse tekst.

Terechte woede hier in de reaguurderspanelen & daar op de Twitters. Terechte woede ook toen een groep Mocro’s een maand terug een verjaardsfissa in 030 wist te verkloten. En evenzo terecht was uw woede vanmiddag om het debiele gedrag van een club antisemitische provinciemocro’s. Maar als we dan toch bezig zijn, laten we dan ook even dit bericht onder de loep nemen. Er gaat geen dag voorbij of het “labbekakkerige optreden” van 030-burgemeester Aleid Wolfsen staat met de blote billen op GeenStijl. Mooi, zou onze @MinPres zeggen en dat zeg ik hem uit volle borst na. Maar waar de piep is uw woede op het moment dat een moslima wordt gedemoniseerd? Niet 1, niet 2, maar 3 (DRIE)  keer rijdt de busschaufeur haar straal voorbij, om vervolgens wel gewoon voor het stoplicht te stoppen. Bert , BartGreet, Hennis & vrienden reaguurders: wie van u haalt Aleid Wolfsen door de shredder?

dinsdag 12 april 2011

Zondebok

Door de zelfmoord van de dader uit Alphen is ons een van de belangrijkste genoegdoeningen die straf biedt ontnomen: vergelding. De moordenaar heeft niet alleen zélf gekozen voor de dood, daar zélf ook het moment voor bepaald maar heeft daarmee ook zélf bepaald dat hij geen verklaring over zijn handelen af wilde leggen. Dat maakt dat we collectief op zoek gaan naar een zondebok die zo ver mogelijk van ons eigen handelen af ligt onder het scanderen van ‘on-Nederlandse toestanden.’

Want, een zondebok willen we graag hebben en dat leidt tot schaamteloos gedrag. Nog voordat de driehoek van Alphen (burgemeester Bas Eenhoorn, hoofdofficier Kitty Nooij en korpschef Jan Stikvoort) de naam van de verdachte had bevestigd, werd deze al gepresenteerd door, wie anders dan, De Telegraaf. Al snel buitelden de media over elkaar heen om dit ‘nieuws’ wereldkundig te maken zonder enige vorm van bevestiging van het bevoegd gezag. Toen ik een journalist op twitter vroeg of hij het niet een beetje dom vond dat nu al publiek te maken - want wat als het niet de juiste persoon zou zijn - antwoordde hij: “Op wat-als vragen geef ik geen antwoord.” Nee, zou ik ook niet doen, want stel je voor dat je moet nadenken over wat je veroorzaakt als je het mis blijkt te hebben.

Maar het ging verder. Na de nodige mediageile gekken die fake-accounts aanmaakten onder de naam van de dader en een twitteraar die aankondigde de actie van de dader te gaan overtreffen – die overigens nog dezelfde nacht nog werd aangehouden door het vlot opererende Rotterdams korps en inmiddels zijn voorarrest met 14 dagen verlengd ziet – wist men dit in de zoektocht naar een zondebok in ranzigheid te overtreffen. Schaamteloos werd de link van de website van de vader van de verdachte en zelfmoordenaar over het www getwitterd. Een ieder die zich hieraan stoorde werd weggezet als moralist. IJsbrand van Veelen die hier, overigens terecht, wat van zei, viel zelfs de officieuze non-eer ten beurt de Moralisme Bokaal 2011 digitaal uitgereikt te krijgen. 

Nog ranziger was de mededeling van Krapuul die de daad, ironisch weliswaar, bestempelde als een rechtsextremistische aanslag en op die wijze het noemen van nationaliteit of geloofsovertuiging aan de kaak probeerde te stellen. Een walgelijke vergelijking waar het rechtse volk nog een puntje aan kan zuigen. En ook zij hebben boter op het hoofd. In een post op Het Vrije Volk van een schrijver die een poging deed ironisch te zijn, klonk de frustratie door dat de dader slechts geestesziek zou zijn en helaas (dus) niet links.

De ‘serieuze’ media en politiek is ook al dagenlang op zoek naar een zondebok. Zo wordt de Wet Wapens en Munitie opnieuw onder de loep genomen, volgt de roep om schietclubs te verbieden, stelt de Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) niets voor en is men krampachtig op zoek naar falen bij politie, openbaar ministerie en hulpverleners. Het is niets anders dan goedkope populistische ad-hoc politiek. 

Het is kennelijk zo belangrijk dat we een schuldige vinden dat we alles slikken, zodat we allemaal kunnen verzuchten dat het niet binnen onze eigen invloedsfeer lag dat dit heeft kunnen gebeuren. Op die wijze kunnen we de angstaanjagende realiteit van het dagelijks leven ver van ons houden. De collectieve zoektocht naar een schuldige is dus kennelijk belangrijk in ons collectieve rouwproces. Belangrijker dan te accepteren dat absolute veiligheid niet bestaat. 

Terwijl we wijzen naar de zondebok kunnen we diezelfde absolute veiligheid als illusie behouden.

zondag 3 april 2011

Makbouli, amateur CEO



Gisteravond werd ik aangenaam verrast door @deniz_G_E (aka Deniz Gerecsey-Erdogan) op mijn beachparty. Zij had mij door SocialPeople langs de socialmedia meetlat laten leggen. Hieronder de uitkomsten.

SocialPeople legt voor het blad Management Team elke twee weken een CEO langs de socialmedia meetlat. Wij kijken naar volume, naar bereik en naar impact van die persoon. En ik kan nu al concluderen dat Jacqueline veel belangrijker is dan een Herman van Campenhout (baas van de Telegraaf Media Groep), een Daniel Ropers (CEO van Bol.com) of een Reinout Oerlemans. Even wat cijfers: 16.377 tweets uitgestuurd sinds 15 augustus 2009, 516 volgers, gemiddeld zo'n 5 reacties op haar posts op haar weblog en talloze via twitter (want Jacqueline weet precies hoe je sociaal media kanalen inzet om je eigen blog te promoten...). 5 reacties lijkt overigens weinig, maar is veel. Even ter illustratie: bij een krant telt elke ingezonden brief voor 500 lezers, dus het is dan ook niet vreemd dat er in totaal 3753 bezoekjes zijn gebracht aan haar blog.

Volgens het programma Klout, dat analyseert wat je invloed is op social media, is Jacqueline een specialist. Iemand die veel weet over een onderwerp (of in haar geval een aantal), daar regelmatig over schrijft, de discussie aanjaagt (lees: een mening heeft) en met haar volgers in gesprek gaat. Nu dat blijkt ook wel uit de 10 blogposts op haar eigen blog http://makbouli.blogspot.com/. Jacqueline schrijft open en eerlijk over openbare orde en veiligheid, politiek, het half Marokkaans zijn, twitter, het africhten van hondjes en haar vroegere (oké, heel erg vroegere) voorliefde voor een blowtje en schaamt zich nergens voor. (Je moet maar durven te schrijven op een weblog dat FrontaalNaakt heet...).

Een smetje: Jacqueline heeft haar tweets afgeschermd, dus niet iedereen kan ze zien. Voor de rest is het een socialmedia-cv waar menig CEO, stadsdeelvoorzitter en/of burgemeester nog een puntje aan kan zuigen. Iedereen in de leer bij Jacqueline zou ik zeggen.

En oh ja, ze kan dus echt schrijven. Misschien aardig om te vermelden dat de ex-hoofdredacteur van Metro, Rutger Huizenga dat vindt, want serieus: had ik daar nog gewerkt, dan had ik haar qua schrijfstijl blind aangenomen.

Makbouli in cijfers:
16.377 tweets uitgezonden
1 eigen YouTube-kanaal
520 volgers op Twitter
260 connecties op Linkedin
3753 bezoeken aan haar weblog
10 blogs op eigen blog
1 vermelding op nu.nl (over Amsterdamse politie wil meer allochtone agenten...)
5: gemiddeld aantal reacties op haar blogposts
46: influencersscore via Klout

SocialPeople maakt sociale media toegankelijk en rendabel voor de media, non-profit en marcomsector. Zij zijn een no-nonsense social media bureau met een sterke focus op organisatie, uitvoering en resultaten. SocialPeople zet de beste social media experts in uit de media, non-profit en marcomsectoren en helpt je scoren met campagnes, online reputatiemanagement, co-creatie, online fondsenwerving, contentmanagement en branding. Van strategen tot (in-house) uitvoerders.

zaterdag 2 april 2011

Blowboot


In eerste instantie wilde ik hier een hilarische blog plaatsen over de gevolgen van de 1 april grap op IJburg; De Blowboot. Omdat er een grote kans is dat dit zomaar fout zou kunnen vallen, zie ik er van af. Maar goed nieuws! Ik wil de mensheid het materiaal rondom de Blowboot niet onthouden en dat is dus hieronder terug te vinden. 

Op Twitter zag ik dat @agterhuis (aka Harald Agterhuis) bewoner van IJburg, ondernemer en gewoon creatieveling, een prachtige basis had gelegd voor de grap. Hieronder de chronologische gebeurtenissen inclusief links.

  • In het plaatselijk sufferdje van IJburg, De Brug, werd in de papieren versie op een achteraf pagina een artikeltje geplaatst over ondernemer Van Leeuwen die nu eindelijk de benodigde vergunningen had gekregen om een Blowboot te exploiteren. Een geloofwaardig artikeltje. @agterhuis plaatste vervolgens een mooi stukje op IJburg Mobiel.
  • Op de site van IJburg IJbrug.nl werden felle discussies gevoerd over de afstand tot scholen op IJburg door bewoners.
  • Inmiddels plaatste @agterhuis op zijn IJburg Mobiel dat de Blowboot ook medicinale hasj zou gaan verkopen die door de afdeling Plantenkunde van de UVA op het nabij gelegen Science Park zou worden verbouwd. 
  • Ook BNR had inmiddels van het initiatief gehoord en @agterhuis gaf een hilarisch interview!
  • Om 12 uur vandaag werd de Blowboot onthuld. Hier een filmpje van deze actie!

 Met dank aan @agterhuis heb ik een geweldige paar dagen achter de rug gehad met veel gniffelen en af en toe broekplassen als gevolg van al die moralistische en verontwaardigde reacties. Beste Oosterlingen, nu niet gaan klagen over me, want humor rulezzzz!

woensdag 16 maart 2011

Achter de Gevel - III

Ondanks het allesverwoestende drugsgebruik en blind voor de zichtbaar erbarmelijke staat van hun lichaam en woning probeerden Monique en Eddie hun zoon Boy de illusie van een gezinsleven niet te onthouden. De relatie tussen hen duurde al tien jaar waarvan het koppel minstens drie kwart van die tijd gescheiden was. De redenen van die scheidingen waren altijd gelijk: de minder succesvolle carrière van vader als inbreker. Zuchtend begaven we ons keer op keer naar de woning van het echtpaar als hij zijn modus operandi weer eens als duidelijk signaal van zijn werk had achtergelaten op de plaats delict van een woninginbraak. De woningdeur was al zo vaak geforceerd voor een aanhouding of huiszoeking dat de huisbaas het al had opgegeven deze te repareren. Dit maakte ons werk een stuk eenvoudiger. We stapten simpelweg de woning binnen en deden ons ding.

De negenjarige Boy kende ik van mijn werk als schooladoptieagent voor een ZMOK school. De jongen was net getest en bleek bovengemiddeld intelligent te zijn. De reden dat hij van de reguliere basisschool op deze school terecht was gekomen was domweg het drugsgebruik en het daarmee gepaard gaande onregelmatige leven van zijn ouders. Door het leven dat zijn ouders leidde was Boy door de rechter onder toezicht gesteld. De gezinsvoogd kwam iedere maand op bezoek om zijn plicht die voortvloeide uit de onder toezicht stelling na te komen. Vóór de afspraak werd de woning enigszins schoongemaakt. In ieder geval werd er voor gezorgd dat eventuele sporen waar het drugsgebruik uit afgeleid kon worden en gebruikersartikelen niet terug te vinden waren.

Op een dag waren we weer eens op weg naar de woning van Monique en Eddie. Eddie zat langdurig vast voor wederom diverse inbraken. En deze keer kwamen we voor Monique. Nadat we de woning binnenkwamen troffen we een paar gram heroïne aan op de tafel. Dus moest nu ook zij mee naar het bureau. In de woning was verder niemand. De aanhouding was verder niet spannend, ik boeide haar en samen liepen we naar beneden. De buurt was het junkenpand en de daarmee gepaard gaande overlast zat. Zij schreeuwden en joelden naar haar en ons. 

Nadat Monique was ingesloten in de cel van het bureau groeide mijn zorg om Boy. In de woning hadden wij hem niet aangetroffen. Niemand zou hem opvangen als hij thuiskwam. Ik vroeg Monique naar Boy. Ze antwoordde me niet. Nogmaals vroeg ik naar Boy en waar hij heen moest als hij thuiskwam. Weer kwam er geen antwoord. Ik merkte dat ik mijn irritatie niet meer kon onderdrukken. “Monique, godverdomme, vertel waar Boy is. Die jongen is veel te jong om god weet waar uit te hangen.” Nog steeds zweeg ze. Ik nam een dreigende houding aan, boog me over haar heen en schreeuwde in een machteloze woedende poging haar stilzwijgen te doorbreken: “Geef je dan helemaal niks om dat kind, waardeloze kutmoeder die je bent! Waar is Boy?” Apathisch keek ze naar de celmuur waar eerdere ‘passanten’ fraaie proza in hadden gekerfd. Kwaad smeet ik de dikke metalen deur van haar cel dicht. 

Geheel tegen de normale gebruiken in ging ik alleen en nog steeds kwaad, naar de woning van Monique. Ik opende de voordeur van de vieze woning. Vanuit de deuropening keek ik onmiddellijk de kamer van Boy in. Boy lag in zijn bed naast hem lag een volwassen junk. Beiden waren ontkleed op hun onderbroek na. De junk schrok zichtbaar van mijn plotselinge aanwezigheid. Boy keek mij met zijn grote bruine ogen schuldbewust aan. In de woonkamer zaten bekende junks te gebruiken. De chemische geur van de harddrugs tintelde in mijn neus. 

Ik voelde dat ik draaierig werd en dreigde te vallen. Ik greep me vast aan de deurpost en kon nog steeds niet bevatten wat ik echt zag. Dit lag, ondanks al mijn ervaringen als politieagente in Amsterdam, zo ver af van echte dingen die ik wel had meegemaakt. Een soort van oerkracht maakte zich meester van mij en mijn ogen spraken waarschijnlijk boekdelen. Ik probeerde kalm naar het bed te lopen en zei tegen Boy: “Kleed je aan, je gaat met mij mee.” Op het bed zag ik een aangebroken verpakking van een condoom liggen. De junk in het bed deinsde terug toen ik op het bed afliep. “Ik heb niks gedaan” stamelde hij. Ik pakte Boy bij zijn arm en sleepte hem mee naar buiten, naar de frisse lucht. Onderweg naar het bureau spraken we geen van beiden.

Ik besefte dat mijn actie om Boy uit zijn woning te slepen op geen enkele juridische basis gestoeld was en belde onmiddellijk de gezinsvoogd van bureau Jeugdzorg. De man was druk en zou me later terugbellen. Toen ik na een half uur nog niets gehoord had, belde ik zelf weer. “Dit is het telefonische antwoordapparaat van BJAA. Wij zijn bereikbaar van maandag tot vrijdag van 09.00 uur tot 17.00 uur” meldde de stem aan de andere kant van de lijn. De moed zonk me in de schoenen en in een ultieme poging toch nog enige juridische dekking te krijgen deed ik iets ongebruikelijks en belde de kinderrechter. Die hield zich gelukkig niet aan kantoortijden. Ik was open en eerlijk tegen hem en begon mijn verhaal met: “Waarschijnlijk heb ik iets gedaan wat niet mocht…” Ik legde de kinderrechter de situatie uit. De man schrok hoorbaar van mijn verhaal. Tot mijn verbazing verwees hij niet naar wetgeving en instanties maar zei: “Hierbij plaats ik de jongen uit huis. Tik nog wel even een verbaal van bevindingen, maar op grond hiervan weet ik genoeg.”

Hoe het Boy is vergaan weet ik wel. Hij ging bij zijn oma wonen en ging naar school. Eén keer per jaar belde ik haar op om te vragen hoe het ging. Het ging dan altijd goed. Na enige jaren ben ik gestopt met bellen. De gezinsvoogd heb ik op een later tijdstip uit volledige frustratie verrot gescholden, zonder enig wezenlijk resultaat natuurlijk. Het luchtte me ook niet op. Hij beriep zich op zijn te grote caseload. 

Het laatste wat ik van Boy hoorde was dat hij als dertienjarige gepakt was voor diverse straatroven.

zaterdag 15 januari 2011

Achter de Gevel - II

 
Er meldde zich een Iraniër aan de balie van het politiebureau. Het was half twee ’s nachts. Hij sprak slecht Nederlands en probeerde mij iets duidelijk te maken. Er was ‘iets’ in zijn huis, een kind. Veel meer begrepen we er niet van. We zouden wel komen kijken spraken we af. Nachtdiensten waren verzameltijden voor getraumatiseerden, junks, eenzamen en andere gekken.


Zuchtend begaven we ons in de richting van zijn woning. Nadat we hadden aangebeld deed dezelfde Iraniër open voor ons. Op zijn arm droeg hij een meisje van ongeveer anderhalf jaar met witte haartjes en helblauwe ogen.  Verbaasd staarden we naar het rare beeld voor ons.

De Iraniër overhandigde het kind aan mij en probeerde mij iets uit te leggen. Ondanks de taalbarrière wist hij ons duidelijk te maken dat om elf uur ’s avonds de voordeurbel was gegaan en dat er een Nederlandse vrouw voor de deur stond die hem het meisje overhandigde met de vraag of hij wilde oppassen. De vrouw was hierna hard weggerend.  Hij had geen idee wie de vrouw was en wat hij met het kind aan moest. Hij had het kind in bed gelegd en had gewacht. Toen de vrouw om één uur nog niet terug was besloot hij zich maar te melden op het politiebureau. 

Onwennig stond ik nog steeds buiten op de Zeeburgerdijk in Amsterdam midden in de nacht met een blond klein meisje in mijn armen. Het meisje keek me aan en vleide haar hoofd tegen mijn schouder. Er was totaal geen sprake van onrust of paniek bij haar. De totale rust van het meisje trof me diep. In de auto zat het meisje tegen mij aan en zo reden we terug naar het politiebureau.

In het politiebureau was het stil en donker. Het meisje week niet van mijn zijde. In haar witte haartjes klonterde luizenpoep samen en ze rook niet fris. In de kantine van het bureau legden we een arrestantenmatras neer en probeerden er iets van een warm bed van te maken. Tegelijkertijd arriveerde de arts van de GG&GD om het meisje na te kijken. De man boog zich over het meisje. Ik voelde dat haar armpjes zich losmaakte van mijn nek en ze keek mij vragend aan alsof ze vroeg of het oké was. Ze bleek goed gezond en mollig. Wel had ze luizen en was ze erg smerig. Dat was al duidelijk. Nog steeds gaf het meisje geen enkele kik.

Het meisje richtte zich na het onderzoek weer op mij en sloeg haar handjes weer om mijn nek. De arts keek vertederd in onze richting en vroeg: “Kun jij het meisje niet mee naar huis nemen? Een opvangplek regelen is een hel vannacht en morgen.”  Ik keek naar het meisje en moest even slikken. Mijn gevoel had de beslissing al genomen. Mijn brein werkte hard om die beslissing ook werkelijkheid te laten worden. Hoe snel ik ook dacht, ik zag geen oplossing. Ik had nog nooit voor een kind gezorgd. De nacht erna had ik weer nachtdienst waar moest het meisje heen? En als ik overdag sliep, waar moest het meisje heen? Een luier verwisselen, hoe moest dat? Wat geef je zo’n kind te eten? Ik nam een rationele beslissing en probeerde overtuigend te kijken: “Nee, sorry, dat lukt niet.”

Nu kwam het er op aan om een plekje te regelen bij een noodopvangvoorziening. Na enige uren wisten we een plekje te bemachtigen in een kindertehuis op de Overtoom. Ik haalde het meisje uit het geïmproviseerde bed op het arrestantenmatras in de kantine waar we enige huiselijkheid hadden getracht na te bootsen. Met de slaap nog in haar oogjes maar met een blik van herkenning keek ze glimlachend naar mij op. Het ritueel in de auto herhaalde zich. Gewikkeld in een deken, legde ze ontspannen haar hoofd weer tegen mijn schouders. Iedere meter die we het kindertehuis dichter naderde maakte dat de instantliefde die ik had opgevat voor dit weerloze meisje groter werd. We legden de weg in stilte af.

De doodse stilte in het grauwe grote gebouw werd doorbroken door ons gebel. Een oudere vrouw deed de deur open en liet ons binnen. De hal was kil en onze stemmen braken op de muren en galmden weer terug. Onwillekeurig drukte ik het meisje steviger tegen mij aan in een poging haar te beschermen tegen de leegte. De vrouw strekte haar armen naar mij. Ik deinsde terug. Alles in mij verzette zich om het meisje over te geven aan deze vrouw bij wie het leek of een kindje meer of minder geen waarde had. “Ratio, Makbouli, ratio”: prentte ik mijzelf in. Na een paar seconden die eeuwig leken te duren overhandigde ik het meisje aan de vrouw. De handjes van het meisje die om mijn nek zaten geklemd moest ik met lichte druk losmaken. Verbaasd keek het meisje naar mij op.

“Ik zal eerst haar haar eens wassen. Een luizenplaag is het laatste wat we hier willen.”: keuvelde de vrouw. Mijn benen trilden, mijn maag kneep samen maar ik draaide me om en liep weg, terug naar de werkelijkheid, de politieauto en het politiebureau.